Hoe te berekenen in Excel

U kunt Microsoft Excel gebruiken om een ​​breed scala aan wiskundige berekeningen uit te voeren, vergelijkbaar met een rekenmachine. Elke berekening in Excel vereist een formule die begint met een gelijkteken en die waarden en wiskundige operatoren bevat. U kunt een getal of een andere cel typen als waarde in een formule. Excel gebruikt +, -, *, /, % en ^ om respectievelijk optellen, aftrekken en ontkennen, vermenigvuldigen, delen, procent en exponent weer te geven. Het berekent een formule in de volgende volgorde: mintekens, procenten, exponenten, vermenigvuldigen en delen, en optellen en aftrekken. Maar u kunt haakjes in uw formules gebruiken om Excel in een andere volgorde te laten berekenen.

Stap 1

Klik in cel A1 in een leeg Excel-werkblad.

Stap 2

Typ een getal dat u wilt berekenen en druk op 'Enter'. Typ bijvoorbeeld "4" en druk op "Enter".

Stap 3

Klik in cel A2.

Stap 4

Voer een ander getal in dat u wilt berekenen en druk op "Enter". Typ bijvoorbeeld "5" en druk op "Enter".

Stap 5

Klik in cel A3.

Typ "=", de cel met het eerste getal dat je wilt berekenen, een wiskundige operator, de cel met het tweede getal dat je wilt berekenen en eventuele andere getallen of operators die je wilt berekenen met de eerste twee getallen. Druk op "Enter" als je klaar bent met typen. Typ bijvoorbeeld "=A1+A2-(4-2)^2*(6/3)" en druk op "Enter". Excel plugt de getallen uit de cellen A1 en A2 waarnaar wordt verwezen in de formule. Het berekent de formule in de volgorde van haakjes, exponent, vermenigvuldiging en vervolgens optellen en aftrekken van links naar rechts. Dit resulteert in het antwoord "1" in cel A3.