Wat zijn de verschillen tussen SNMP, SMTP, IMNP en IMAP?

Computers en netwerksystemen die op internet zijn aangesloten, communiceren via Internet Protocol Suite of TCP/IP. De overdracht van informatie tussen servers, agents en clients die via een TCP/IP-internetframework zijn gekoppeld, moet worden beheerd door een set gestandaardiseerde protocollen zoals Simple Network Management Protocol (SNMP), Simple Mail Transfer Protocol, Internet Message Access Protocol (IMAP), en Internet Control Message Protocol (ICMP). Elk van deze protocollen speelt een andere rol bij de overdracht en het beheer van informatie en wordt door de Netwerkwerkgroep gedefinieerd via Request for Comment (RFC)-documenten.

Eenvoudig netwerkbeheerprotocol

De status van computer- en netwerkapparatuur wordt bewaakt door een onderhoudsprotocol dat bekend staat als de SNMP. De SNMP beheert netwerkcomponenten zoals gateways, servers en hosts. Elke component heeft zijn eigen netwerkagent om netwerkbeheerfuncties uit te voeren. De SNMP draagt ​​deze managementinformatie over van agent naar agent. De Network Working Group definieerde de SNMP in 1990 met de implementatie van RFC 1157.

Eenvoudig e-mailoverdrachtprotocol

E-mail wordt tussen systemen overgedragen via een e-mailservice die bekend staat als Simple Mail Transfer Protocol. De SMTP is gebaseerd op het File Transfer Protocol (FTP), dat bestanden via internet van de ene host naar de andere overbrengt. De Network Working Group standaardiseerde SMTP in 1982 met de implementatie van RFC 821.

Internet Message Access Protocol (IMAP)

Terwijl de SMTP e-mail tussen servers overdraagt, geeft het Internet Message Access Protocol (IMAP) de client toegang tot de bestanden binnen een e-mailserver. Het is de klant toegestaan ​​bestandsmappen en e-mailberichten aan te maken, te beheren of te manipuleren. IMAP4, de nieuwste versie van IMAP, werd in 2003 gespecificeerd door de Network Working Group met de implementatie van RFC 3501.

Internet Control Message Protocol (ICMP)

Netwerkgerelateerde foutmeldingen worden doorgaans doorgestuurd naar het besturingssysteem van een computer door het Internet Control Message Protocol. Er wordt bijvoorbeeld een fout verzonden wanneer een datagram de beoogde bestemming niet kan bereiken of als het dataverkeer via een kortere route naar een andere gateway kan worden geleid. De Network Working Group standaardiseerde ICMP in 1981 met de implementatie van RFC 792.